Naar inhoud springen

Oogspier

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Een stuk van een oogspier is zichtbaar bij deze operatie.
De oogspieren bij de mens
1. Anulus tendineus communis
2. M. rectus superior
3. M. rectus inferior
4. M. rectus medialis
5. M. rectus lateralis
6. M. obliquus superior
7. Trochlea
8. M. obliquus inferior
9. M. levator palpebrae superioris
10. Bovenste ooglid
11. Oogbol
12. N. opticus

De oogspieren zorgen onder meer voor de beweeglijkheid van de oogbol.

Uitwendige oogspieren

[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de functie van de schuine oogspieren moet worden opgemerkt dat deze vooral voor depressie of elevatie zorgen wanneer het oog zich in abductie bevindt. Deze spieren verzorgen in dit geval dan ook het merendeel van spierkracht die benodigd is voor deze acties. In adductiestand geldt het omgekeerde: hierbij spelen juist de m. rectus superior en de inferior een belangrijkere rol.

Benoeming van de oogbewegingen

[bewerken | brontekst bewerken]

Bij oogheelkundig onderzoek worden de beweging van de oogspieren in drie groepen onderverdeeld naar binoculaire samenwerking[1]:

  1. De ducties zijn de monoculaire oogbewegingen Voor horizontale bewegingen zijn dit adductie en abductie, voor verticale bewegingen elevatie en depressie en voor rotatoire oogbewegingen intorsie en extorsie.
  2. De versies zijn de gezamenlijke oogbewegingen waarbij de ogen gelijktijdig in dezelfde richting bewegen, ook wel binoculaire, simultane of geconjugeerde oogbewegingen genoemd. Deze bestaan uit naar links kijken (levoversie), naar rechts kijken (dextroversie), naar boven kijken (elevatie) en naar beneden kijken (depressie).
  3. De vergenties zijn de gezamenlijke oogbewegingen waarbij de ogen tegelijkertijd in tegengestelde richting bewegen, ook wel een gedisconjugeerde oogbeweging genoemd. Deze bestaan uit convergentie (de ogen draaien naar de neus toe, oog wel adductie genoemd) en divergentie (de ogen bewegen van de neus af, ook wel abductie genoemd).

Inwendige oogspieren

[bewerken | brontekst bewerken]
hoofdzenuw spier
nervus oculomotorius
(N. III)
musculus rectus superior
musculus rectus inferior
musculus rectus medialis
musculus obliquus inferior
musculus retractor bulbi
musculus levator palpebrae superioris
nervus trochlearis
(N. IV)
musculus obliquus superior
nervus abducens
(N. VI)
musculus rectus lateralis
musculus retractor bulbi